Absorptie is het wegnemen van akoestische energie door middel van demping. 100% absorptie, zoals in een dode kamer, betekent dat je alleen het geluid uit de speakers hoort, net als buiten of wanneer je een koptelefoon op hebt. Je krijgt dan een waanzinnig scherp stereobeeld waarin je alles haast vast kunt pakken. Tenminste, als je goede speakers hebt—maar die heb je.
Diffusie is het verstrooien van akoestische energie. Dit werkt bij geluid hetzelfde als bij licht: een niet-diffuus oppervlak kun je vergelijken met een spiegel, waarbij een sterk diffuus oppervlak als een witte muur is: beide kunnen evenveel reflecteren, maar een spiegel reflecteert een invallende lichtstraal onder exact dezelfde hoek weer terug, terwijl een witte muur deze in principe alle kanten op verstrooit. Hetzelfde geldt voor akoestische oppervlakken. De akoestische energie neemt niet noodzakelijk af zoals bij een absorber, maar wordt in meer of mindere mate verstrooid.
Wat je in een kamer zou moeten doen is een lastigere vraag, want dit hangt ook sterk van je eigen voorkeur af. Ik vind persoonlijk dat 100% absorptie erg goed klinkt, maar veel mensen vinden van niet omdat ze graag wat meer ruimtelijkheid en een groot stereobeeld horen i.p.v. een kleinere en scherpere ruimtelijke afbeelding. Het is ook sterk afhankelijk van de mate waarin galm (in de opnamewerld reverb(eration) genaamd) aanwezig is in de opname. In ieder geval kun je stellen dat vroege (<40 ms vertraagde) reflecties, zoals die van zijmuren die niet al te ver weg staan, niet per se slecht zijn: je oren zijn vrij goed in staat deze 'mee te rekenen' met het directe geluid. Latere reflecties (galm/echo) verlagen juist de 'verstaanbaarheid' van het geluid. Dat hoor je in de vorm van het "vollopen" van de ruimte bij hogere geluidsniveaus.
Dus ja... Ik zou zeggen dat de mate waarin indirect geluid aanwezig moet zijn afhankelijk is van wat je zelf prettig vindt, wat over het algemeen minder is dan in een normale huiskamer. Het indirecte geluid dát er is moet qua klankbalans enigszins neutraal zijn, dus niet één frequentiegebied heel erg dempen en de rest niet. Idealiter is het bovendien tamelijk diffuus, zodat de onvermijdelijke interferentie tussen direct en indirect geluid redelijk gelijkmatig verdeeld is in plaats van hevige pieken en dips te veroorzaken die ook nog eens afhankelijk zijn van je luisterpositie.
In principe kun je op gehoor prima identificeren of iets prettig is of niet, want daar heb je niks anders dan je oren en je hersenen voor nodig (we gaan er maar even van uit dat beide aanwezig zijn). Lastiger is het om vast te stellen wat er mis is als het niet goed klinkt; dat gaat met een meting vele malen sneller dan op gehoor.