filmgeschiedenis in een notedop

Started by elbe, November 23, 2003, 17:57:28

Previous topic - Next topic

0 Members and 1 Guest are viewing this topic.

elbe

Een van de leuke dingen aan film is dat we het nooit eens hoeven te zijn over wat goed is en wat niet. Het zal wel eens lukken om iemand te overtuigen dat deze of gene prent de moeite waard is om te bekijken, misschien zelfs de moeite waard om op dvd aan te schaffen, zoiets bewijzen is een ander paar mouwen.
Hoe mooi je het ook mag verwoorden, film is en blijft (net als de andere kunsten) een subjectieve beleving en dus a-priori ongeschikt om het over eens te zijn.
Weliswaar bestaat er onder filmhistorici, critici en filmfans soms een consensus, en kan je het hebben over belangrijke films, mijlpalen, meesterwerken, klassiekers, must-see films en wat je verder weet te bedenken; al bij al komt het er toch op neer dat dit van nul en generlei waarde is.
Elkeen heeft zijn eigen lijstje met favoriete films.
Elkeen heeft recht op zijn eigen lijstje met favoriete films.

Waar we het min of meer wél over eens kunnen zijn, is dat de film geboren wordt op 28 december 1895. De dag dat de gebroeders Lumière in Parijs hun eerste filmvoorstelling gaven. Vanaf dan ontwikkelt film zich als een veelzijdig medium; ook al werd het in die beginjaren meestal gezien als een curiositeit. Iets dat je omtrent de eeuwwisseling vooral aantrof op kermissen en in cafés.  
Beroemd waren bijvoorbeeld de films van Georges Mélies, een Franse goochelaar die met zijn trucages voor opwinding zorgde. Zijn beroemdste film: "Le voyage dans la lune" (1902) baadt in een fantasievolle, sprookjesachtige sfeer.  

Vanaf 1905 kregen we eigenlijk de eerste zalen (theaters), die gespecialiseerd waren in het vertonen van films. Niet alleen de bioscoop was een feit, maar ook de eerste 2 grote filmrichtingen. Het nieuwe medium kon immers gebruikt worden voor het vastleggen van de werkelijkheid, het alledaagse, of speciale, spectaculaire, of ongewone gebeurtenissen, maar film was eveneens een uitstekend middel om een verhaal te vertellen.
Dat dit vertellen op verschillende manieren mogelijk was, bewijzen de diverse stromingen zoals het Franse avant-gardisme, het Duits Expressionisme, enz.
Het was het kunstzinnige Frankrijk dat een poosje de filmmarkt domineerde, tot de USA, zo tussen 1910 & 1914, op het voorplan trad. Met leuke, korte slapstick filmpjes maakten zij film populair als volks- en massavermaak.

Terecht of onterecht, D.W. Griffith werd de vader van de narratieve (vertellende) cinema.
Zijn epische prent: "Birth of a Nation" (1914) is een mijlpaal in de filmgeschiedenis, omdat Griffith al de op dat moment bestaande narratieve en filmische technieken gebruikte, die door zijn voorgangers cineasten ontwikkeld was.
Op die manier creëerde hij het eerste referentiepunt in de filmgeschiedenis. Zijn "Birth of a nation" kun je zowel zien als de afsluiting van, of als het begin van een nieuwe periode.
Tezelfdertijd ontwikkelde zich in de toenmalige Sovjetunie een ander soort film, waarbij niet langer het verhalende (of alleen het verhalende) voorop stond, maar de montage. Een van de beste en mooiste voorbeelden hiervan vinden we in "Pantserkruiser Potemkin" van Sergei Eisenstein (1925).
Deze prent had een grote en blijvende invloed op de filmtaal.
In Frankrijk bewees Abel Gance met de biopic "Napoleon," (1927) dat film een medium was waar men als nieuwe kunstvorm rekening mee moest houden. Hij bewees dit wel, helaas hadden ze dit toen niet in de gaten.
Meer succes had Fritz Lang, wiens megalomane "Metropolis" in hetzelfde jaar het levenslicht zag. Deze science fiction parabel over heersers en onderdrukten geeft een toekomstvisie aan de hand van een Maria figuur, die de onderdrukten moet redden, maar een beeltenis naar haar (een robot die tot op heden in tal van films blijft opduiken), probeert de onderdrukten op een vals spoor te zetten. Dit alles eindigend op iets dat nog het meeste gelijkt op de enig echte bijbelse zondvloed.
In Amerika is intussen een der meest bekende aller filmiconen opgestaan. De Engelsman Charlie Chaplin in zijn vermomming als Charlot. De zwerver met het bizarre snorretje, de eeuwige bolhoed en wandelstok. Chaplin mag als een van de voornaamste lui beschouwd worden uit de beginperiode van de cinema. Met klassiekers als "The Kid" (1921), "The Gold Rush" (1925) "City Lights" (1931) en later de briljante satire "Modern Times," (1936).

De eerste geluidsfilm: "The jazz singer" (1927), waarin Al Jolson optreed, stelt weinig voor, maar betekende wel een grote kentering. Met sound werden Amerikaanse films alsmaar populairder.
Musicals, gangsterfilms, komedies, en de eerste tekenfilms van Disney. Hij gebruikte niet alleen geluid, maar paste ook als eerste het driekleurenprocédé (technicolor) toe.
Vanaf nu ontwikkelde het medium zich razendsnel. Er kwamen zo veel films op de markt dat men besloot ze op te delen in genres (films die qua onderwerp en soms ook qua stijl bepaalde overeenkomsten vertonen).
In 1929 waren 250 toeschouwers aanwezig bij de allereerste uitreiking van de Academy Awards. Pas in 1933 kregen ze er een beeldje voor, dat Oscar heette. Waar die naam vandaan komt, is tot op de dag van vandaag niet duidelijk. Houden zo.
Dit laatste is van Groucho Marx, een van de beroemde Marx brothers, die met "Duck Soup," (Leo McCarey. 1933) ook nu nog onovertroffen zijn met hun vrolijk, dwaas, anarchistisch gedoe en absurde humor.
Maar de jaren '30 zijn ingezet en het golden Hollywood tijdperk is aangebroken. Behalve mandenvol klassiekers, zoals de eerste super-de-luxe epische soap: "Gone With the Wind," (Victor Fleming. 1939.), levert het ons zijn studio- en sterren systeem op.
Studiobazen noemen ze moguls en tegen hun bloedmooie, rijke en beroemde slaven en slavinnen zeggen ze stars. Dit mogen ze blijven, zolang ze doen en laten wat de mogul hun opdraagt én zo lang ze volk naar de kassa lokken.

In 1940 krijgen we de volgende mijlpaal (nog altijd door velen beschouwd als een van de beste films uit de filmgeschiedenis) namelijk: "Citizin Kane," (Orson Welles). De manier van vertellen, het camerawerk en de belichting zijn nieuw, vernieuwend, groots en superieur. Het is een film over een speciale man in een speciaal tijdperk, met flashbacks van flash-backs, een mysterie dat gebaseerd is op een bestaande figuur (krantenmagnaat Hearts) en verzonnen is. De visueel flamboyante stijl van de film weerspiegeld het karakter van de protagonist. Er zijn maar weinig cineasten na Welles gekomen die niet door dit overweldigende debuut zijn beïnvloed.
Chaplin trakteert ondertussen op zijn eigen, onnavolgbare wijze de Europese dictators uit Duitsland en Italie op een koekje van eigen deeg: "The Great Dictator." (1941). We kunnen ook genieten van het onverwoestbaar romantische: "Casablanca," (Michael Curtiz) 1942). En de elegantste onder Hollywoods eleganten, Ernst Lubitsch, schenkt ons de feestelijke "Shop Around the corner," 1940).
Nog het vermelden waard, en populair tot het einde der dagen, is de kerstkraker: "It's a Wonderful life," (Frank Capra. 1945). Over een man die niet meer gelooft in het leven en door een engel op andere gedachten gebracht moet worden.
Tegen die tijd komt uit Italie een nieuwe wind aangewaaid met "Ossessionen" (1942), van Lucino Visconti. Daarmee is het Neorealisme een feit. Neorealistische films worden op locatie gedraaid, zonder kunstlicht, en geven een realistischer beeld dan de tot dan toe bekende studiofilms. Ook qua inhoud zijn ze realistisch; entertainment is ongepast, zodat de films een beeld geven van de onvrede van die tijd. Met als hoogtepunten het wrange: "Roma, città aperta," (Roberto Rosselini. 1945), en het onvergetelijke: "Ladri di Biciclette," (Vittorio de Sica. 1948.) De zoektocht van een man met zijn zoontje naar zijn gestolen fiets, die hij nodig heeft om een job te krijgen, mag tot een van de meest trieste en emotionele uit de filmgeschiedenis beschouwd worden.
De Fransen tonen ons hoe mooi andere podiumkunsten, de liefde en de straat tot cinema kan versmelten in de klassieker: "Les Enfants du Paradis," (Marcel Carné.1946)
En voordat de computer, make-up artiesten en special effecs hun alles overheersende grip op de film krijgen, maakt Jean Cocteau een van de meest magische films aller tijden met "La Belle et la bete," (1946.)

In de jaren '50 tracht men in Amerika met almaar grotere en bredere zeilen, wide-screen formaten, rammelende cinemastoelen, geurende films, epische vertelsels, en bijbelkitsch de opkomst van de televisie achter zich te houden. Een ander gevecht leveren de studio's tegen hun eigen neergang. Allerhande antitrust wetten breken de greep van grote maatschappijen op productie, distributie en vertoning. Dit geeft aan acteurs en regisseurs de kans om zélf films op de markt te brengen.
De eerste cinemascope film: "The Robe," (1953), is wellicht enkel voor liefhebbers interessant. Wel staaltjes van geslaagde monsterproducties zijn b.v.: "Ben Hur," (William Wyler. 1959) en onder andere:  "Spartacus," (Stanley Kubrick. 1960).
Tussendoor beleven een paar genres hun hoogtepunt, zoals de musical met "Singin' in the Rain," (Stanley Donen, Gene Kelly. 1951.) en de magistrale western "The Searchers," (John Ford. 1956.) Terwijl een genre op zich, Alfred Hitchcock met 3 klassiekers over de angst: "Rear Window" (1954) "Vertigo," 1958) en "North by Northwest," (1959) zijn artistieke hoogtepunt beleefd.
Een andere belangrijke ontwikkeling in die voor de Amerikaanse film toch wel magere jaren, is de ontdekking van de teenager.
Televisie of niet, zij vertikken het toch om thuis te blijven. De cinema is een ideaal vluchtoord. Al snel nemen ze de eerste plaats in als doelgroep, gevolgd door het vakantiepubliek (de hele familie) en de cinefielen (art-house liefhebbers).
De art-housers krijgen trouwens een belangrijke steuntje in de rug vanuit Frankrijk. Daar zijn een aantal jonge critici en cinefielen, die zich tegen deze en hun eigen Franse cinema met zijn ietwat logge, aan het toneel en de literatuur ontleende thema's, verzetten en eind de jaren '50 dan maar zelf voor een frisse wind zorgen.
Een van hen, Jean-Luc Godard, lanceert:  "A bout de souffle," (1959). Een film die wat weg heeft van een middelmatige Amerikaanse B prent, maar die tevens een ongezien vitalisme en realisme aan de dag legt. Belmondo is eigenlijk geen gangster in de film, doch iemand die een gangster (Humphrey Bogart) uit Amerikaanse films naspeelt, en als antiheld met iedere pas die hij zet zijn eigen ondergang tegemoet wandelt.
Hun groepje noemt de Nouvelle Vague. Vandaag de dag lijken hun theorieën over film en auteurs meer invloed te hebben dan wel eens wordt gedacht. Niet alleen op film trouwens maar op de algemene acceptatie van alle soorten moderniteiten. Zo mag b.v. popmuziek ook mede dankzij hen vanaf nu als kunst beschouwd worden.
Waar het de Nouvelle Vaque echter om ging was zoals ze zelf zeiden: genres op te blazen door ze te combineren. En verder verzonnen ze de beroemde auteurstheorie. Filmers met een eigen stem als het ware. Zelfs al maakten die een genrefilm, dan nog bleven het herkenbare en dus eigen films. Hiervoor bedachten ze een ingenieus systeem om filmers (i.p.v. films) te rangschikken. Allemaal erg knap bedacht, leuk om lezen maar ook pretentieus, al met al weinig steekhoudend maar zeer invloedrijk.
Ingmar Bergman trok het zich niet al te erg aan en zette ondertussen de art-house film stevig op de rails, met krachtige, eigen films als "Wild Strawberries," (1957) en vooral het mysterieuze, voor vele interpretaties vatbare met z'n aan literatuur en toneel verwante symboliek en dus intellectuele "The Seventh Seal," (1956). Hier was eindelijk een film die ook door niet filmfans (mensen die nog altijd hun snobistische neus ophaalden voor dit ordinaire volksvermaak) gesmaakt kon worden. Jammer eigenlijk want daardoor werd de film door gewone filmfans te vaak gemeden, terwijl de avonturen van een man die op zoek is naar een reden voor zijn bestaan, naar een teken van God, en ondertussen met de dood schaakt om zijn eigen sterfelijkheid te overwinnen, razend knappe cinema is.
Uit het oosten komen de voor westerlingen bekende en toch ook weer vreemde films van Akira Kurosawa. "Rashomen," (1950) en vooral "The Seven Samurai," (1954). Deze oosterse western over een dorpje dat door bandieten bedreigd wordt en Samurai's inhuurt om zich tegen hen te beschermen, had een grote invloed op de Amerikaanse western en is beslist een van de betere avonturen/actiefilms.
Tot slot is er de opkomst van het package deal. Naast vaste uitgaven voor een film wordt er steeds meer geld uitgegeven voor promotie. Gevolg: grote advertenties, grote reclamezuilen, artikels en advertenties in tijdschriften, en alsmaar meer kopieën, zodat een film in zoveel mogelijk zalen tegelijkertijd van start kan gaan.

Dan zijn we in de jaren '60 aanbeland. Terwijl de USA cinema nog altijd worstelt met zijn kleine neefje, de TV, fleurt cinefiel Europa helemaal op.
We hebben de Fransen, Godard en Francois Truffaut, die o.a. met "Jules et Jim," (1961) een ode aan een (driehoeks)liefde en aan het leven zelf brengt.
De Italiaanse jetset krijgt van Federico Fellini een trap onder de kont met: "La Dolce Vita," (1960). Het zoete leven is zo leeg als een eierschaal en een oppervlakkige, beschamende vertoning, die de maestro op een grappig sarcastische manier tentoonstelt.
Het respect voor de betere klasse is verdwenen. Wellicht luidt La Dolce Vita de eerste vrolijke jaren in na de tweede wereldoorlog. Kortom, de sixties kunnen, wat de cinema betreft, alvast van start gaan.
Later verwerkt de grootmeester op originele en magistrale wijze zijn jeugdherinneringen in het zwaar onderschatte "Amarcord," (1974), al had hij eerst nog met zijn "8 ½," (1963) gezorgd voor een van de interessantste en mooiste film over filmmakers en het maken van films.
Uit Rusland komt Andrei Tarkovski met "Andrei Rublev," (1966). De vreemde geschiedenis van de middeleeuwse iconenschilder Andrei Rublev, die tracht het geloof in God en zichzelf te bewaren op zijn barre tocht door alle miserie, oorlogen en leed van Rusland in de 15-de eeuw.
In Duitsland pakken ze uit met het Oberhausener manifest dat zich tot doel heeft gesteld om de a-commerciele film meer bekendheid te geven. Terwijl de Engelsman David Lean op sublieme wijze het boek: The seven pillars of wisdom, van de Britse woestijnavontuur en luitenant, T.E. Lawrence, verfilmd. Het is het verhaal van de man die ten tijde van WO I aan de zijde van de Arabieren tegen de Turken ten strijde trok. Deze "Lawrence of Arabia," (1962) behoort tot de allerbeste en grootste avonturenfilms ooit.
Dat dit de Europese topjaren zijn bewijst ook Sergio Leone, een Italiaan die op zijn eentje een zo typisch genre als de western vernieuwd. Met films als "The Good, the Bad and the Ugly," (1966) en vooral met het onvergetelijke epos: "Once upon a time in the west," (1968).
Doch de grootste verrassing van het decennium komt van de naar Engeland uitgeweken Amerikaan Stanley Kubrick. Eerst met de grappig morbide, anti koude oorlogs-komedie "Dr Strangelove,"  (1964). Daarna met het space epos "2001, a Space Odyssey," (1968). Dit is een prachtige poëtisch visuele film over de eeuwige zoektocht van de mensheid die aan zijn eigen technologisch vernuft dreigt ten onder te gaan. Ik zeg maar iets, Hal. De film heeft evenveel interpretatiemogelijkheden als er ooit sterren waren in Hollywood.
Met de bizarre geschiedenis van Alex DeLarge, die een beetje zot is van ouderwets ultra geweld, verkrachtingen en Beethoven in "A Clockwork Orange," (1971) hoort Kubrick definitief tot het kransje van allergrootste regisseurs.
Later voegt hij hier nog het sarcastisch, stilistisch vrijwel perfecte meesterwerk: "Barry Lyndon," (1975) aan toe.

De jaren '70 kondigen zich al in 1967 aan. Waar in 't gewone leven het griezelige concert van the Rolling Stones in Altamont (waar een man door de Hells Angels wordt vermoord), het einde betekent van de golden sixties en het hele Flower power tijdperk, zo verliest de cinema definitief zijn onschuld met het rovende, moordende en ultra sexy koppel: "Bonnie and Clyde," (Arthur Penn. 1967).
Van nu af aan zullen er steeds vaker films komen waarvan regisseurs beweren dat ze geweld en wapengekletter aanklagen, maar die het ondertussen zonder enige scrupules als entertainment brengen.
Hoe noemen ze dit? Vuur bestrijden met een bazooka. Juist.
Hoe zouden ze dit nog kunnen noemen? Hypocrisie. Ook juist.
Doch er is geen weg meer terug. Sam Peckinpah toont ons met de "Wild Bunch," (1969) dat bloed en geweld in slow-motion nog meer gesmaakt wordt. Enige jaren later wordt daar in het pseudo religieuze "The Exorcist," (William Friedkin. 1973) nog een paar emmers kots, een razend knap opgebouwde spanning, een dreigende soundtrack en een echt angstaanjagend bezeten jong meisje aan toegevoegd.
Zeer populair in die dagen was ook het kungfu geweld dat vanuit Hongkong kwam overgewaaid. Het zorgde zelfs voor een nieuwe rage. Plots kregen we Kungfu scholen, kungfu dansen en rare gasten die ijzingwekkende kreten slaakten terwijl ze een been voorwaarts optilden in plaats van gewoon gedag te zeggen.
De man die daar op zijn eentje voor verantwoordelijk was, is natuurlijk de betreurde, onnavolgbare Bruce Lee. Zijn Hongkong films waren zo'n grote (kas)successen dat zelfs Warner er niet naast kon kijken, en Lee een contract aanbood. Met als gevolg het klassiekertje "Enter the Dragon," (Robert Clouse. 1973)
En voor het eerst bekroond Hollywood een film met een Oscar, die een vermaledijde X rating heeft gekregen: "Midnight Cowboy," (John Schlesinger. 1969.) Het is een intrieste verhaal over de waan naar makkelijk geld en vrouwen en volenté, een sombere getuigenis over naïviteit en eenzaamheid die eindigt in een harde strijd om te overleven in een anonieme grootstad.
Maar de Amerikanen hebben tenminste het gevecht met de televisie achter zich gelaten.
Ze hebben zelfs een nieuwe term voor de filmbusiness, namelijk filmindustrie. Liever een film die in een klap twaalf miljoen dollar opbrengt, dan dit met 10 films te vergaren, is de nieuwe filosofie.
Dan noemen we het nog een kaskraker, maar algauw zal dit vervangen worden door het Engelse woord Blockbuster.
Bovendien staat een nieuwe en erg talentvolle generatie filmers te drummen. Mensen die met film en TV zijn opgegroeid i.p.v. met het studiosysteem. En zoals eens grote studio's als paddenstoelen uit de grond schoten, is het nu aan "onafhankelijken." Steeds vaker beginnen acteurs en regisseurs hun eigen productiemaatschappij.
George "Star Wars" Lucas trakteert ons op het nostalgische "American Graffiti," (1973). Zijn vriend Steven Spielberg begint aan een reeks kaskrakers, waarmee hij vooral bewijst dat hij als geen ander weet wat het publiek wil.
Intellectuelen hebben nu hun eigen (pratende) Chaplin gevonden in de figuur van Woody Allen. Met een reeks neurotische karakters, die hevig worstelen met de seksuele moraal, de eindigheid, een heerlijk snobisme, en vooral met moderne relatieproblemen, zorgt hij met "Annie Hall," (1977), "Manhatten," (1979) en "Hannah & her sisters," (1986) voor een paar charmante komedies, die later vooral van grote invloed blijken te zijn op de eeuwigdurende sitcoms.
Maar intussen heeft ook een van de allergrootse prenten: "The Godfather," (1972) het licht gezien. Francis Ford Coppola's meeslepende verhaal over een maffia don en zijn zonen, dat samen met zijn opvolger: "The Godfather II" (1974) een machtig en prachtig tweeluik vormt over familie, loyaliteit, eer, trouw, verraad en moord.
Talrijke keren geïmiteerd nooit geëvenaard, is hier wel van toepassing.
Martin Scorsese schildert een verontrustend portret over de eenzaamheid en onrust van een ex-Vietnam veteraan / menselijke tijdbom in zijn meesterwerk: "Taxi Driver," (1976). Later weet hij als geen ander een groep maffiapals aan de zelfkant voortreffelijk te portretteren in "Goodfellas," (1990).
Film en televisie verbroederen eindelijk. Waren ze in de jaren '50 nog elkanders vijanden, nu heeft men ontdekt dat er via televisie een mooi graantje mee te pikken valt. In 1981 is het dan ook voor het eerst dat film meer inkomsten derft van de kabeltelevisie dan van filmverhuur aan bioscopen.

In 1980 toont Akira Kurosawa nog eens wat een briljante en unieke filmer hij is met "Kagemusha," de schaduwkrijger. Uit Duitsland komen een paar schitterende films van het lastige wonderkind, Rainer Werner Fassbinder die met "Die Ehe der Maria Braun," (1980) het gigantische succesverhaal van het Wirtschafswunder (wederopbouw van Duitsland na WO II) in een ander perspectief plaatst. Corruptie, een algemene uitverkoop en prostitutie. Dit alles wordt belichaamt door een moedige dame, die symbool staat voor het hele Duitse volk en hun zogeheten wonder boven wonder.
En ondanks al een paar sterke prenten over de Vietnam oorlog, zoals "The Deer Hunter," en vooral "Apocalypse Now," is het wachten geweest tot nu en Oliver Stone's "Platoon," (1987), om ons te laten voelen wat een verschrikking deze oorlog was. Dat Oliver Stone ook iets van geld afweet (zijn vader was een beursmakelaar), bewijst hij een jaartje later met zijn parabel over eerlijk duurt het langst in z'n meest onderschatte prent: "Wall Street," (1987).
Terwijl "The Big Chill," (Lawrence Kasdan. 1983) ons tracht te tonen wat er zoal van die mei 68-tigers en hun idealen is overgebleven, doet hij dit zo leuk en levert er zo'n knappe soundtrack bij, dat we ons weer volledig verzoenen met de golden sixties.
Verder tonen ons enkele fantastische films dat er in het gangstergenre nog volop leven zit. Zoals: "Scarface," (Brian de Palma. 1983) Dit is het ultieme verhaal van de opkomst en ondergang van een gangsterkoning, waarin de Cubaanse banneling, Tony Montana, op brutale en roekeloze wijze de Amerikaanse droom waarmaakt, -om al het andere te verliezen.
Nog meer gangsters vinden we in Sergio Leone's allerlaatste meesterwerk, "Once upon a time in America (1984). Op intrigerende, raadselachtige wijze neemt Leone ons mee naar hoe het eens was en door allerlei verraad nooit meer zal zijn.
Zelfs de musical komt terug, maar nu verkleed als tekenfilm. Zo pakt Disney uit met de enige tekenfilm die ooit voor een Oscar als beste film in aanmerking kwam, "Beauty and the Beast," (1991). Het verhaal, zo waar als maar kan zijn, over Belle, het mooie meisje dat dwars door alle lelijkheid heen ziet en haar hart laat spreken en zingen.
De Disney studio is trouwens de laatste overgebleven onafhankelijke studio. De anderen zijn inmiddels zoveel samenwerkingsverbanden, fusies en versmeltingen aangegaan dat het even onoverzichtelijk is geworden als het Belgisch staatsbestel.

En dan kwam de video. Het ding waar nu zo velen hun verwende neus voor ophalen, was toen het pas op de markt kwam, een ongelooflijke verschijning. Stel je eventjes voor, al je lievelingsfilms kon je eindelijk in huis halen, verzamelen, collectioneren, enz. Voordien moest je wachten tot een film (nog eens) op de TV kwam, of met een re-re-release in de bioscoop, of naar een filmmuseum trekken.
Bovendien konden de pioneers van home theater al volop experimenteren met geluid via Dolby Surround. Dit was het formaat voor videobanden. Het principe was gebaseerd op het MP (motion picture)-matrix systeem.
Deze matrix bestond uit vier kanalen: main (L+R), Center en Surround. De bandbreedte van de Surround-kanalen was beperkt van 100 tot 7000Hz. Het surroundkanaal ws mono maar werd door de decoder en processor verdeeld over twee luidsprekers.
Vervolgens kwam de laserdisc. In Europa nooit een voet aan de grond gekregen, maar in Japan en Amerika gelukkig succesvoller. Films waren eindelijk in hun originele formaat met extra's en mét Dolby Surround Pro-Logic; de verbeterde versie van Dolby Surround.
De codering van ProLogic was beter. Hierdoor was er een hogere kanaalscheiding en ontstond er een betere lokalisering van stemmen, muziek en speciale effecten. De laatste laserdiscs beschikten trouwens over dolby digital.
Dolby Digital is sinds de introductie in 1992 een gigantische stap voorwaarts ten opzichte van Dolby Pro-Logic. De codering en decodering gebeuren nu volledig digitaal, dus zonder matrix. De bandbreedte van alle kanalen bedraagt 20Hz tot 20kHz. De surround-kanalen zijn stereo, en door de digitale verwerking is er een zeer hoge signaal/ruis afstand (S/N). Hierdoor luister je niet meer naar geluidsbronnen maar naar een geluidsveld.
Inmiddels zijn we verwend met de introductie van het zeer succesvolle dvd, breedbeeld TV, rear projection TV, plasma TV, CRT, LCD en DLP projectoren, pc's met dvd en forums zoals dvd.nl en Htformum.nl om het daar gloeiend oneens mee te zijn.
Home theater is dus uitgegroeid tot een volwaardige hobby waar je gemakkelijk al je tijd en meer dan je geld aan opkan.

Maar terug naar de film.
Want de computer heeft inmiddels zijn blijde intrede gedaan. Zo is bv: "Toy Story," (John Lasseter. 1994) de eerste avondvullende, computer animatie film. Je zou dit een stunt kunnen noemen om de verkoop van allerhande speelgoedpoppetjes aan te zwengelen, maar ook als het uitkomen van de droom van een kind, dat zijn speelgoed tot leven ziet komen. Of hoe Cowboy Woody zich in zijn positie als lievelingspop bedreigd voelt door de astronaut Buzz Lightyear.
Zo is het medium film, dat zijn vooruitgang heel vaak te danken heeft gehad aan de technologische vooruitgang, weer een fenomeen rijker. Een fenomeen waar nog een en ander van de verwachten valt.
Bijvoorbeeld het mede door Steven Spielberg opgerichte, Dreamworks SKG, is het eerste volledig digitale filmproductiebedrijf. Het bedrijf koppelt zijn computers via glasvezel en integreert zoveel mogelijk faciliteiten. Volgens een van Spielbergs medewerkers is dit de nagel aan de doodskist van de traditionele studio's.
Hoe dan ook, in elk geval verschijnt er vrijwel geen enkele grote Hollywoodfilm meer waarin géén digitale effecten zijn verwerkt. De tijden dat Vittorio de Sica kon zeggen:  De werkelijkheid ligt er al, dus waarom zou ik hem veranderen, behoren net zo zeer tot het verleden als een vader die met zijn zoontje aan de hand achter zijn gejatte fiets gaat zoeken.

Dit betekent echter lang niet dat er nu geen verrassingen, parels, meesterwerken, of op zich minst merkwaardige prenten meer gemaakt worden.
Quentin Tarantino bewees dat versleten genres nog op een originele manier nieuw leven ingeblazen kunnen worden met: "Pulp Fiction," (1994).
De "Titanic," (1995) breekt zo maar even alle records. Waar het in het echt eerst bijzonder prettig op dat luxeschip moet zijn geweest tot ze die ijsberg raakten en de hel losbarste, is het in de film precies andersom. Het is behoorlijk vervelend op dat schip totdat ze die ijsberg raken, en dan zie je tot wat de hedendaagse cinema in staat is.
En hoewel de commerciële film het pleit definitief lijkt gewonnen te hebben, is er bij tijd en wijle nog altijd verzet. Zo in het midden van de jaren '90 duiken in Denemarken een paar cineasten op, die dezelfde stunt trachten uit te halen als hun Franse collega's in de jaren '50. Ook hier geldt als motto: weg met de traditionele cinema, de kunstgrepen en foefjes om film tot een afgewerkt en gestileerd (lees: afgelikt) product te maken.
DOGMA heet de groep. Hun doel is, net zoals destijds het doel van de Franse Nouvelle Vague, de bevrijding van de film.
Geef mij echter maar gewoon liefde voor de film, zoals in het mooie: "Cinema Paradiso," (Giuseppe Tornatore. 1988). Of het eindeloos mooie, vrijwel onbekende, totaal onderschatte: "The Long Day Closes," (Terence Davies. 1994.) Of de wijze waarop de oude Bergman nog een keer zijn Lanterna Magica poëtisch liet flikkeren over zijn kinderjaren in: "Fanny and Alexander," (1984).
Want met alle respect, maar film is nooit vrij geweest. Naast een belangrijke (kunst)uiting is het ook altijd een commercieel product geweest. Een dure, vaak riskante onderneming met soms een bedroevend resultaat, doch dat op gepaste tijden met iets komt dat je tot in het diepst van je wezen weet te raken, te ontroeren, te verleiden, te doen duizelen, of je even ondersteboven zet.
Vroeger wilden oude mensen je nog wel eens waarschuwen dat je van te veel in donkere zalen naar films te kijken blind kon worden, (niet dat het veel uitmaakte, we hadden ons immers al blind gemasturbeerd), maar nu ik zelf al wat ouder ben krijg ik van tijd tot tijd de neiging om jongeren te willen waarschuwen voor hun trommelvliezen.
Toch zijn er ook een paar goede ontwikkelingen. Zo worden home projectors alsmaar beter én goedkoper. We hoeven ook geen koelkast met drie buizen aan ons plafond te hangen (sorry guys), maar kunnen ons al behoorlijk behelpen met schoendozen, die zorgen voor RBE, screendoor of te wel chicken wire effecten, dode pixels, wormen in de dithering, en gelukkig ook massa's kijkplezier.  
Maar Film is anno 2003 luidruchtiger, spectaculairder en gewelddadiger geworden. Doch eerlijk is eerlijk, ook dit bromden ze 70 jaar geleden al.
Ach ja, dat ouder worden, als het niet erbij hoorde, zouden we het gewoon overslaan.

elbe

Ik denk dat ik weer van spoor ben gemist en dat dit artikel eigenlijk beter onder Algemeen had gestaan. Kan iemand hier dit fixen.
En terwijl hij/zij toch bezig is, misschien die stomme naam Elbe veranderen in Louis?

Dank u wel.
Louis

Oracle

Nou Louis, ik weet niet of je dit zelf hebt geschreven of niet (ik neem aan van wel), maar ik heb het in 1 ruk zitten lezen.... Goed geschreven, en bijzonder interessant. Top! :)

Je begrijpt aan de andere kant wel, dat er nu ok een stuk of 100 forum-leden opstaan, om het oneens met je te zijn, op een aantal punten! Maar dat had je min of meer zelf ook al geconcludeerd... :)

Dit soort bijdragen vormen wat mij betreft overigens wel de basis van de verzamelde kennis op o.m. dit forum! Nogmaals: top!

Groet,
Mark

MrPink

Mooi artikel, bedankt :)

Groetjes,
Oscar

elbe (louis)

Hoe meer er het niet mee eens zijn, hoe beter. Behalve met een aantal feiten, ben ik het er zelf trouwens niet altijd mee eens. Een aantal zeer belangrijke films is vergeten. Aan een aantal zeer belangrijke mensen, gebeurtenissen en ontwikkelingen is geen of onvoldoende aandacht geschonken. Het is dan ook niks bijzonders en was in eerste instantie geplaatst omdat ze in de thread  "reviews door bezoekers," dreigden met elkaar op de vuist te gaan, zodat ik dacht: ik zal ze wat te lezen geven, dat komt a: de gemoederen ten goede, en b: misschien sijpelt vroeg of laat het besef door dat hoe objectief en behulpzaam we ook trachten te zijn, uiteindelijk the truth toch altijd weer te vinden is in the eye of the beholder.  

MrPink

Waarom schrijf je je niet in op het forum ipv als guest in te loggen?

Groetjes,
Oscar

Louis

Hi,

Ik ben ingeschreven. Maar soms als ik wil inloggen, krijg ik de boodschap: this username already excists.
En soms kan ik ook gewoon inloggen... Mocht me iemand willen vertellen wat ik verkeerd doe, dan kan ik het in het vervolg goed doen.  :-*

patrick_vdb

Hi Louis,

Een zeer mooie uiteenzetting van de film door de jaren heen.

QuoteIk ben ingeschreven. Maar soms als ik wil inloggen, krijg ik de boodschap: this username already excists.

Het lijkt erop dat je probeert in te loggen door op "register" te klikken. Klik op "log in" en vink tevens "always stayed logled in" aan opdat je niet elke keer hoeft in te loggen op de betreffende pc ;)

Welkom nogmaals.

Mvrgr

Patrick

MrPink


Spacebass

Gelukkig...de tekst is weer terecht!

Ik voelde me al enigzins schuldig  :)

suyver

Wat een mooi een goed uitgewerkt verhaal! Mijn complimenten. Heb je dit speciaal voor hier geschreven?

Overigens verbaas ik me er een beetje over dat je een van de grote regisseurs uit de jaren '40 (en waarschijnlijk de grootste vrouwlijke regisseur aller tijden) vergeten bent: Leni Riefenstahl. Als we ons even beperken tot haar bijdrage aan de film, en dus niet over de inhoud van haar film praten, dan lijkt me dat ze hier toch wel bij hoort?

-Freek.
Never underestimate the predictability of stupidity...

Louis

Quote from: suyver on November 25, 2003, 08:35:08
Wat een mooi een goed uitgewerkt verhaal! Mijn complimenten. Heb je dit speciaal voor hier geschreven?

Overigens verbaas ik me er een beetje over dat je een van de grote regisseurs uit de jaren '40 (en waarschijnlijk de grootste vrouwlijke regisseur aller tijden) vergeten bent: Leni Riefenstahl. Als we ons even beperken tot haar bijdrage aan de film, en dus niet over de inhoud van haar film praten, dan lijkt me dat ze hier toch wel bij hoort?

Thanks.
Ja, moest ik een officiële filmgeschiedenis schrijven, dan zou Leni Riefenstahl daar zeker deel van uitmaken. Maar dit is een persoonlijk geschrift, een beetje een ietwat wilde vlucht over wat ik zelf als hoogtepunten, mijlpalen, klassiekers e.d. beschouw.  Het was dan ook geenszins de bedoeling
kompleet te zijn, of daar zelfs maar bij in de buurt te komen.

VlisChris

Heel mooi stuk om te lezen. IK heb het nog niet helemaal uitgelezen, maar wel grote stukken gepakt. Mooi helder verwoord :).
Arguing with a genius is difficult.
Arguing with an idiot is impossible.